1e Kamer:


De eerste kamer is ook een tak van de Nederlandse politiek. De 1e kamer bestaat uit honderdvijftig leden die allemaal door de provinciale staten gekozen worden.

Ontstaan:
De 1e kamer ontstond door de splitsing van de Staten-Generaal in 1815. Aanvankelijk werden de 1e kamer leden gekozen door de koning als ze bijvoorbeel iets heel goeds voor het land hadden gedaan. Als je werd gekozen door de koning dan zat je in de kamer voor het leven. Bij de grondswetswijziging in 1848 werd bepaald dat de 1e kamer niet zou worden gekozen door de koning, maar door de leden van de Provinciale staten. Dat is vandaag de dag nog steeds het geval. Tot 1983 was de zittingsduur niet vier maar zes jaar, en werd elke drie jaar de helft van de leden door de helft van de provincies gekozen.


Bevoegdheden:
De eerste kamer is samen met de 2e kamer een medewetgever. De eerste kamer kan geen voorstellen indienen, maar wel wetsvoorstellen verwerpen. ook heeft de Eerste Kamer geen recht van amendement. Dit houd in dan ze geen wetten kunnen veranderen, maar alleen maar verwerpen of goedkeuren. De eerste kamer kan wel een lid van de tweede kamer ‘onder druk zetten’ om een novelle aan te vragen. Dat is een wijziging of aanpassing aan de wet. De eerste kamer stemt dan niet over de eerste wet en wacht tot de novelle is goedgekeurd. vervolgens stemt de eerste kamer over beide wetten.


Verkiezingen:
De eerste kamer wordt niet rechtstreeks door het Nederlandse volk gekozen, maar Getrapt. Dat houd in dat het volk een vertegenwoordiger kiest (de statenleden) en dat deze weer de leden van de eerste kamer kiezen. Niet van iedere provincie geldt de stem even zwaar. Dit heeft o.a. te maken met het aantal inwoners in elke provincie en het aantal statenleden dat daar in het bestuur zit. De uitkomst heet een stemwaarde.

 

De 1e kamer